Nadenkend over een onderwerp voor de column van deze week, liep ik gisteren nietsvermoedend de tuin in. Altijd goed voor wat inspiratie, er gebeurt altijd, je hoeft het alleen maar te zien. En jawel hoor, ik hoorde boven me het gemiauw van een buizerd. Ik kijk omhoog en het is er niet één, maar een “belletje” van wel negen buizerds die om elkaar heen vliegen, op elkaar duiken en spelen met de eerste thermiek die het verse zonnetje in de lucht veroorzaakt. Dit ziet eruit als voorjaar!
Om het nog mooier te maken zie ik opeens in mijn ooghoek een vlinder voorbij komen. Die is er vroeg bij! Ik zie direct dat het waarschijnlijk een zogenoemde “vos” is. Deze overwinteren als vlinders en reageren dus snel op mooie weersomstandigheden.
Ik denk zelfs dat het weleens een Grote Vos zou kunnen zijn. Hij of zij strijkt neer in het riet naast onze vijver en inderdaad, het ís een Grote Vos! Heel gaaf! De grote vos is namelijk een behoorlijk zeldzame vlinder. Hij werd acuut met uitsterven bedreigd, maar is nu een van de weinige vlinders die de laatste jaren in aantal en verspreiding door het land toeneemt. Rond 2000 waren er maar sporadisch meldingen in ons land en ging men ervan uit dat dit zwervers waren uit het buitenland. Inmiddels is de vlinder op de zandgronden in de oostelijke helft van het land en in de duinen weer zeer regelmatig te zien en planten zich weer voort.
Ook in Oosterwold is dit te merken, want dit is het derde jaar op rij dat ik een grote vos in onze tuin zie fladderen.
In de winter zitten Grote Vossen weggekropen in holle bomen en in houtstapels, maar in februari komen de eerste alweer tevoorschijn. Nog half slaperig van de winterslaap, althans dat stel ik mij zo voor, drinken ze vooral nectar van bloeiende wilgen. En wilgen zijn er natuurlijk genoeg in Oosterwold.
Later in het seizoen zijn ze grote liefhebbers van vooral iep; maar ook zoete kers, populieren en sommige wilgensoorten kunnen ze waarderen. Ze voeden zich met sap van bloedende bomen, rottend fruit of druppels honingdauw.
Bloedende bomen? Ja, ik moest het ook even googlen, maar bomen kunnen bloeden, net als wij! Bloeden houdt in dat bomen vloeistoffen zoals sap of hars uitscheiden uit hun stam, takken of wortels. Dit “bloed” van de boom is eigenlijk een mengsel van water, suikers, mineralen en andere voedingsstoffen. Als een boom beschadigd raakt, bijvoorbeeld door insecten of door snoeiwerk, kan dit sap naar buiten stromen, net zoals wij bloeden als we ons snijden. Net zoals ons bloed helpt het sap de boom om zichzelf te genezen, te beschermen en voedingsstoffen te verplaatsen naar waar ze nodig zijn.
Terug naar de Grote Vos. In het voorjaar verdedigen de mannetjes een territorium op een warme open plek nabij de bosrand. Vooral ’s middags vliegen ze laag boven de grond met korte, snelle vleugelslagen en glijvluchten. Vrouwtjes zonnen veel op één tot twee meter hoogte op boomstammen, soms lager op stenen of afgezaagde boomstronken. Als een vrouwtje door een mannetje wordt ontdekt, vliegt ze meteen weg. Het mannetje volgt haar op korte afstand totdat ze weer gaat rusten. Vervolgens vliegen ze samen verder in een golvende vlucht. Deze balts kan enkele uren duren en uiteindelijk vindt de paring plaats op een boomstam of in de strooisellaag. Heel romantisch.
Vrouwtjes zetten eitjes af in hoge vrijstaande bomen in groepen van soms wel honderden bij elkaar. De rupsen kruipen pakweg van eind april tot en met half juli rond.
Vanaf juni verpoppen de rupsen en verschijnen de vlinders van de nieuwe generatie. Deze eten veel om voldoende reserves op te bouwen om de winter door te komen en gaan dan snel in winterslaap, om rond februari weer te ontwaken, om zich vervolgens weer bij mij in de tuin te melden… Met als resultaat dat de Grote Vos toch wel uitgegroeid is tot een van mijn lievelingsvlinders.
Tot slot vond ik het verhaal achter de wetenschappelijke naam, Nymphalis polychloros, ook wel grappig. Nymphalis komt van numphe. Nimfen waren in de Griekse mythologie lagere godheden die in verband werden gebracht met watervallen, bossen en bergen, en goede vlinderrijke gebieden. Vooral dat laatste is de reden dat ze naamgever zijn van een geslacht van vlinders. Daarnaast waren nimfen maar al te vaak tegen wil en dank de bruid (lees: slachtoffer) van hitsige goden. Nog net heel grappig eigenlijk, maar polychloros komt van de samenstelling van polus en khloros. Polus is veel en khloros is ‘bleek groen’ of slechts ‘bleek’. Maar de grote vos is allerminst bleek of groen! Dat klopt, de naamgever Linnaeus nam de naam namelijk over van Aldrovandus, een professor in Bologna, die schreef dat deze soort ‘polychlorus zou moeten heten vanwege zijn vele kleuren ‘. Aldrovandus haalde echter een paar woorden door elkaar: Waar het Latijnse color en/of het Griekse chroma, kleur betekent, betekent kloros in het Grieks ‘bleek’… Gelukkig zal het de Grote Vos zelf niet heel veel uitmaken.