Een paar weken terug had ik opeens opvallend veel molshopen in de tuin. Een mooie aanleiding om eens wat dieper de molshoop in te duiken. Mollen zijn fascinerende beestjes, juist omdat je ze bijna niet bovengronds ziet.
Onder de grond leven mollen een eenzaam bestaan. Alleen in de paartijd zoeken ze elkaar op om een paartje te vormen.
Mollen zijn niet blind, maar zien zeer slecht. De ogen zijn zo klein als speldenknopjes en de vachtharen voor de ogen belemmeren bovendien een goed zicht. Zijn oren zijn wel uitstekend ontwikkeld en zitten verstopt in dezelfde vacht . De mol vindt zijn weg door zijn gangenstelsel vooral door zijn gevoelige snorharen en door zijn tastzenuwen op zijn neus en staart.
Mollen communiceren dan ook met elkaar door middel van geuren en geluiden.
Met zijn kokervormige ronde lichaam, korte achterpoten en grote klauwen is de mol “gemaakt” voor het graven van gangen. Met zijn brede handen graaft hij en met zijn voeten werkt hij de grond dan naar achteren en naar boven, waardoor aan de oppervlakte de molshopen ontstaan. De uitgegraven grond wordt gedeeltelijk ook gebruikt om de wanden van de gangen en ruimtes mee te verstevigen. De gangen zijn precies groot genoeg om in te passen, zo’n 5 centimeter breed. Er worden zowel gangen aan de oppervlakte gegraven, de zogenoemde jaag-gangen of mollenritten, als dieper gelegen gangen tot ruim 1.20m diep. Als je alle gangen van 1 mol achter elkaar zou leggen, zijn ze meer dan een kilometer lang.
Als het grondwater hoog staat, maken ze ook hoge molshopen om in te schuilen. Dat is dus ook meteen de reden waarom je in de late herfst en lente meer molshopen ziet.
Mollen kunnen trouwens wel goed zwemmen, waarbij hun brede klauwen ook prima als peddels blijken te kunnen fungeren.
Het stelsel zit zo in elkaar dat er altijd een vertakking is naar een gang naar boven. Vrijwel altijd kan een mol dus vooruit kruipend komen waar hij wil. Maar het komt weleens voor dat dit geen optie is, bijvoorbeeld als hij opeens in een gang van een buurmol terechtkomt. Aangezien mollen het spreekwoord “Beter een verre vriend dan een goede buur” hanteren, is het dan maken dat je wegkomt want gezellig buurten wordt niet geaccepteerd. En wegkomen lijkt knap lastig als je niet meer vooruit kan en je ook niet kan omkeren omdat je beknibbeld hebt op de breedte van de gegraven gang. Maar gelukkig kan de mol ook achteruit rennen! Hierbij kantelen de haartjes van zijn vacht, niet zo zeer voor de aerodynamica, maar om te voorkomen dat de vacht helemaal vol zand komt te zitten.
In het voorjaar graaft het wijfje diep in de grond een centrale ruimte met verschillende gangen. Het nestmateriaal om de centrale ruimte mee te bekleden wordt bovengronds verzameld: bladeren, gras, mos, papier en ander zacht materiaal. Hier maakt het dier een zachte bal van.
In deze tijd komen ook de mannetjes in actie en gaan op zoek naar vrouwtjes. Ze verlaten hun territorium en graven lange gangen, totdat ze een vrouwtje hebben gevonden.
In mei of juni worden de jongen geboren. Mollenbaby’s zijn naakt, blind en wegen slechts 3,5gram, nog niet eens het gewicht van een suikerklontje. Alleen het vrouwtje zorgt voor de jongen. De mannetjes zijn hem dan alweer gepeerd.
Na twee maanden zijn de jongen zelfstandig en verlaten ze het nest om een eigen territorium te zoeken.
Na twee maanden zijn de jongen zelfstandig en verlaten ze het nest om een eigen territorium te zoeken.
Regenwormen zijn het belangrijkste voedsel van de mol. Daarnaast eet hij bijna alle andere dieren die hij in zijn gangen aantreft. Engerlingen, maden en andere insectenlarven, duizend- en miljoenpoten, naaktslakken en andere weekdieren, enzovoort. Soms grijpt hij ook een gewerveld dier, zoals een kikker. De mol moet per dag 40 tot 50 gram aan voedsel binnenkrijgen. In de herfst en winter legt hij voedselvoorraden aan. Daarvoor bijt hij de kop van regenwormen af, zodat ze verlamd
raken.
De mol verlaat dus zelden zijn gangenstelsel. Alleen om een nieuw territorium te zoeken, en een enkele keer om bovengronds insecten te vangen. Dat is maar goed ook, want bovengronds zijn die mooie glanzende vacht, die olijke pootjes en dat guitige snoetje een stuk minder praktisch… De drie mollen die ik de afgelopen tijd wel bovengronds heb gezien, werden alle drie achterna gezeten door een van de vele buurtkatten. Bij twee was ik er gelukkig op tijd bij en konden ze hun tocht ondergronds voortzetten, de derde was minder gelukkig…
Om deze column toch enigszins positief te eindigen, wil ik afsluiten met een vertederend feitje:
Mollen slapen rechtop, met het hoofd tussen de voorpoten. Dat moet je echt even visualiseren, hoe schattig is dat!